Serie: junior onderzoekers aan het woord
Drie junior onderzoekers ondersteunen de auteurs van het boekproject Verhaal van Gelderland. Eén van hen is historica Rozemarijn Moes. Zij houdt zich bezig met de demografische ontwikkeling van Gelderland van prehistorie tot heden. Hieronder legt zij uit wat dit inhoudt, wat haar aanspreekt en hoe zij te werk gaat.
Waar doe je onderzoek naar voor Verhaal van Gelderland?
“Ik doe onderzoek naar de demografische geschiedenis van Gelderland van prehistorie tot heden. Dat betekent dat ik kijk naar de ontwikkeling van de bevolking: ‘Hoeveel mensen zijn er? Waar wonen die mensen? Waar worden de meeste kinderen geboren? Hoe groot zijn de steden?’, etc. Van die informatie maak ik een overzicht voor de auteurs van Verhaal van Gelderland, die er vervolgens mee aan de slag gaan voor het boek.”
Waarom spreekt juist dit onderdeel van het Verhaal van Gelderland jou aan?
“Ik had laatst weer een prentenboek in handen dat ik vroeger zo leuk vond: Zomaar een straat door de eeuwen heen. Voor elke tijdsperiode is er een prent van dezelfde straat. Het leuke is dat je ziet hoe de straat en de mensen die er wonen steeds veranderen. Voor Verhaal van Gelderland doe ik eigenlijk hetzelfde, maar dan met cijfers. Omdat ik zo’n lange periode onderzoek, kan ik de ontwikkelingen door de tijd heen zichtbaar maken. Dat maakt het juist zo interessant. Tegelijk brengt demografie je dicht bij de ‘gewone mens’. Achter een abstract begrip als ‘geboorte’ en ‘sterfte’ gaan de levens schuil van duizenden individuele Gelderlanders.”
Hoe ga je te werk?
“Waar mogelijk werk ik met eerder gepubliceerde onderzoeken, in een enkel geval vul ik dat aan met eigen bevindingen. Soms krijg ik specifieke vragen van de auteurs van Verhaal van Gelderland, daar probeer ik dan extra aandacht aan te besteden. Demografie kent per historische periode een andere methodologie. Tot en met de vroege middeleeuwen zijn we vooral aangewezen op archeologie. Daarna volgen incidentele of partiële tellingen. Vanaf de negentiende eeuw zijn er nationale volkstellingen. Dat zorgt ook weer voor een leuke afwisseling: het ene moment ben je bezig met een ruwe schatting voor heel Gelderland aan de hand van algemene bevolkingsdichtheid; het andere moment weet je bij wijze van spreken zelfs het aantal kinderen van zeven jaar in gemeente x. Als historicus weet ik over de meeste perioden wel wat, maar ik ben niet in elke periode even thuis. Daarom schakel ik zo veel mogelijk de hulp in van andere historici en archeologen. Gelukkig zijn er veel specialisten die mij willen/kunnen helpen.”
Kun je iets vertellen over de status van je onderzoek; wat heeft het tot nu toe opgeleverd, waar ben je nu mee bezig?
“Tot nu toe heb ik me achtereenvolgens verdiept in de Prehistorie, de negentiende eeuw en de Romeinse tijd. Ik moet nog even kijken wat de volgende periode wordt. Omdat er zo’n groot gat zit tussen de Romeinse tijd en de negentiende eeuw kan ik over de lange termijn ontwikkelingen nog niet veel zeggen. Wat wel opvalt is dat elke regio echt zijn eigen kenmerken lijkt te hebben. Al in de prehistorie en de Romeinse tijd maken Achterhoek, Rivierengebied en Veluwe hele verschillende ontwikkelingen door. Ik ben benieuwd hoe die lijn zich doorzet in de overige perioden.”
Heb je een interessant/leuk/grappig weetje voor de lezers over jouw deelonderzoek? Wat vond je opvallend?
“Wat mij zelf wel trof is de enorme mobiliteit van mensen in de negentiende eeuw. Elk jaar verhuist tussen de drie en zeven procent van de bevolking naar een andere gemeente. Bij zo’n cijfer blijven natuurlijk veel vragen openstaan: keren die mensen weer terug? Verhuizen ze naar een plaats in de buurt of gaan ze verder van huis? Dat heb ik nog niet uitgezocht. Maar van het idyllische ‘leven binnen de dorpsgrenzen’ was in ieder geval geen sprake.”
Afbeelding: Café Billard A.W. Vink van de familie Vink-van Roozendaal, Ganzenheuvel 71 in Nijmegen (Regionaal Archief Nijmegen, Publiek Domein)